Het nieuwe ambtenarentuchtrecht

Sleutelwoorden voor ambtenaren zijn ‘integriteit’ en ‘transparantie’. Dat zal niet veranderen wanneer door de inwerkingtreding van de nieuwe wet voor ambtenaren (op 1 januari 2020) het civiele arbeidsrecht van toepassing wordt op ambtenaren. Bij de behandeling van de nieuwe wet voor ambtenaren is het ambtenarentuchtrecht echter een ondergeschoven kindje gebleken. Hoe moet het huidige civiele systeem in de plaats komen voor een van oudsher publiekrechtelijk stelsel? Welk tuchtrecht zal vanaf 2020 voor ambtenaren gelden?

Huidig stelsel

Binnen de verschillende overheidssectoren worden voor die sector geldende rechtspositieregelingen gehanteerd, bijvoorbeeld ARAR (sector Rijk) en de CAR-UWO (sector Gemeenten). Niet iedere ambtenaar is om die reden hetzelfde. Toch kennen vrijwel alle ambtelijke rechtspositiereglementen een grotendeels met elkaar overeenkomend stelsel van disciplinaire straffen (bv. wegens plichtsverzuim). Deze straffen hebben een zogenaamd ‘punitief’ karakter, d.w.z. dat zij worden opgelegd om een ambtenaar te straffen voor een bepaalde gedraging. De verschillende disciplinaire straffen zijn kort samengevat – van ‘licht naar zwaarder’ – als volgt:

  • Schriftelijke berisping
  • Arbeid verrichten op ongebruikelijke tijden
  • Vermindering van vakantie
  • Geldboete
  • Inhouding van salaris
  • Niet toekennen verhoging van salaris
  • Vermindering van salaris
  • Overplaatsing
  • Schorsing
  • Strafontslag

Deze disciplinaire straffen kunnen ‘voorwaardelijk’ (onder bepaalde omstandigheden) of ‘onvoorwaardelijk’ worden opgelegd. In bepaalde gevallen is een combinatie van straffen ook mogelijk. De zwaarste disciplinaire straf die kan worden opgelegd is het ‘strafontslag’.

Het nieuwe stelsel

Onder het nieuwe stelsel komen voornoemde disciplinaire straffen te vervallen. Hiervoor in de plaats komen maatregelen uit het privaatrechtelijke arbeidstuchtrecht. In het arbeidsrecht zijn disciplinaire straffen echter niet sterk verankerd. Het private arbeidsrecht wordt slechts door twee wettelijke disciplinaire straffen gekenmerkt: het boetebeding en het recht op schadevergoeding (artikelen 7:650 en 7:651 BW). Het boetebeding is bovendien anders dan een ´ambtenaarrechtelijke straf´ in die zin dat een boetebeding schriftelijk moet zijn overeengekomen, de arbeidsovereenkomst de voorschriften op de overtreding expliciet moet bepalen en de hoogte van de boete moet zijn benoemd. De overheidswerkgever heeft om die reden na 2020 veel minder mogelijkheden om een ambtenaar te ´straffen´.

Evenwel wordt in de praktijk aangenomen dat een werkgever, op grond van zijn gezagsrecht, een werknemer bijvoorbeeld een berisping kan opleggen. Denk aan een schriftelijke waarschuwing, een schorsing met of zonder het behoud van loon, dan wel de inhouding van een vergoeding. Indirect kan de werkgever terugkomen op een toezegging, zoals een loonsverhoging of promotie. Uiteraard kan de werkgever ook een ontslag op staande voet geven. Het bijzondere aan een ontslag op staande voet is echter dat sprake dient te zijn van subjectieve en objectieve dringendheid, alsook van onverwijldheid (direct; maximaal een aantal dagen). Dit verschilt wezenlijk van de wijze waarop het ambtenarenrecht nu nog is ingesteld, namelijk door een relatief gezien complexe procedure (het kenbaar maken van een voornemen tot een besluit, besluit nemen en vervolgens de bezwaar- en beroepsprocedure). Hoe zullen overheidswerkgevers met deze cultuuromslag omgaan?

Vragen


1 januari 2020 komt dichterbij, het oude ambtenarentuchtrecht zal verdwijnen. Grote veranderingen zullen in ieder geval gaan optreden bij de verdwijning van het begrip ‘plichtsverzuim’, welke tot strafontslag kan leiden. Naar civiel arbeidsrecht zal daarvoor in de plaats treden het ontslag op staande voet.

Vragen over het tuchtrecht van ambtenaren in het nieuwe stelsel? Neem contact op met één van de specialisten Ambtenarenrecht!