Geplaatst op 25 januari 2021 09:15 door Astrid Kiewiet
(Tuchtrechtelijke) gevolgen voor de omstreden arts over het coronavirus?
Hij was veel in het nieuws, de homeopatisch arts met omstreden uitspraken over het coronavirus. De arts werd geïnterviewd tijdens een demonstratie tegen de coronamaatregelen op het Museumplein. In dit interview kwam de arts met ongefundeerde uitspraken over het coronavirus, bijvoorbeeld dat het coronavirus door artsen zou worden gefaket en dat artsen een financiële vergoeding ontvangen voor iedere patiënt met corona.
Vorenstaande leidde tot boze reacties, onder meer bij zorgmedewerkers en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ). Inmiddels is hij deels teruggekomen op zijn uitspraken. Ondanks dat, zijn bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) diverse meldingen binnengekomen over het publiekelijke optreden van de homeopatisch arts. De IGJ, die toezicht houdt op onder meer de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), wordt opgeroepen om in actie te komen. De meldingen worden op dit moment onderzocht, geeft een woordvoerder van de IGJ aan.
Op het moment dat er sprake is van desinformatie door iemand, die is opgenomen in het BIG-register, dan kan door de IGJ een tuchtklacht tegen diegene worden ingediend bij het tuchtcollege, ook al is geen sprake van een klacht binnen een behandelrelatie. Wat dat precies inhoudt, leest u hierna.
Tuchtrecht in de gezondheidszorg
Het tuchtrecht in de gezondheidszorg is opgenomen in de Wet BIG. Onder meer de IGJ kan op grond van de Wet BIG een tuchtklacht indienen tegen BIG-geregistreerde zorgverleners. Een voorbeeld van deze BIG-geregistreerde zorgverleners zijn tandartsen, apothekers, fysiotherapeuten, maar ook (basis)artsen. De homeopatische arts is een (basis)arts en daartegen kan dus in de praktijk een tuchtklacht tegen worden ingediend door de IGJ. Mocht de IGJ daar daadwerkelijk toe overgaan, dan toetst het tuchtcollege vervolgens of de arts in kwestie één van de twee tuchtnormen (opgenomen in artikel 47 Wet BIG) uit de Wet BIG heeft geschonden.
- De eerste tuchtnorm betreft, kortgezegd, het handelen of nalaten in strijd met de zorg die de zorgverlener behoort te verlenen. Dat ziet met name op de behandelrelatie tussen de zorgverlener en de patiënt. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld het stellen van een verkeerde of te late diagnose, het onvoldoende informeren van de patiënt over de behandeling, het voorschrijven van verkeerde medicijnen of het schenden van het beroepsgeheim. De zorgverlener moet overigens niet alleen zorgvuldig handelen ten opzichte diens familie.
- De tweede tuchtnorm omvat ‘enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt’. Dat heeft dus niet direct betrekking op de behandelrelatie tussen een zorgverlener en een patiënt. Hieronder kunnen diverse kwesties vallen, waaronder onjuist optreden in de media.
Een tuchtklacht hoeft dus niet slechts te zien op een behandelrelatie tussen een zorgverlener en een patiënt. De tuchtnormen gaan verder dan dat. Gelet op de tweede tuchtnorm, zal in deze kwestie, mits een tuchtklacht wordt ingediend uiteraard, getoetst worden of de arts de tweede tuchtnorm heeft geschonden.
Vrijheid van meningsuiting versus publieke uitlatingen zorgverleners
Zorgverleners mogen zich, ook privé, uiteraard kritisch uitlaten over diverse (zorg)kwesties, waaronder over de aanpak en bestrijding van het coronavirus. Dit mede in verband met de vrijheid van meningsuiting. Een belangrijk grondrecht. In deze kwestie is echter sprake van ongefundeerde en onjuiste uitspraken. Dat lijkt in dit geval in strijd te kunnen komen met de tweede tuchtnorm. Het tuchtcollege betrekt alle omstandigheden van het geval en toetst onder meer aan wet- en regelgeving, waaronder mede de opgestelde veldnormen. De KNMG Gedragsregels bepaalt bijvoorbeeld in artikel 5.1, dat ‘publiciteit voor en door artsen moet feitelijk, controleerbaar en begrijpelijk zijn’. Het tuchtcollege zal dit toetsen aan de uitlatingen van de betreffende arts.
Tuchtrechtelijke maatregel(en)
Als het tuchtcollege oordeelt, dat de betreffende arts in strijd met een tuchtnorm, zoals hiervoor uiteengezet, heeft gehandeld, verklaart het tuchtcollege de klacht van de IGJ gegrond. Vervolgens heeft het tuchtcollege de mogelijkheid om maatregelen op te leggen. Voorbeelden van deze maatregelen zijn de waarschuwing, een berisping, geldboete, (voorwaardelijke) schorsing en doorhaling van de inschrijving van de arts in het BIG-register. Het tuchtcollege kan ook de klacht van de IGJ gegrond verklaren, maar vervolgens oordelen, dat een maatregel niet gepast is. Voor nu zal moeten worden afgewacht of de IGJ, naar aanleiding van het onderzoek naar de meldingen, daadwerkelijk een tuchtklacht zal indienen.
Heeft u nog vragen naar aanleiding van bovenstaande of over het tuchtrecht in de gezondheidszorg in het algemeen, neemt u dan contact op met Yvonne Nijhuis of Astrid Kiewiet.