Geplaatst op 5 september 2018 13:47 door Alex Ter Horst
Rechtbank bevestigt: Bpf kan niet zelf begin van verjaringstermijn bepalen
Een veel voorkomend probleem in pensioenland is dat werkgevers ten onrechte niet zijn aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds (Bpf) in hun sector. Als het Bpf daar achter komt dan volgt (bijna) standaard een premienota over alle jaren waarin de werkgever aangesloten had moeten zijn. De werknemers kunnen over die periode namelijk wel pensioenrechten claimen bij het Bpf en dus wil het Bpf daarvoor ook de premies incasseren.
Grote lijn: premiebetaling tot 5 jaar terug
Bij premienota’s over jaren in het verleden gaat het om grote bedragen; werkgever kunnen daardoor in serieuze problemen komen.Niet voor niks dus dat er veel wordt geprocedeerd over premievorderingen over het verleden. De grote lijn in de rechtspraak is dat een Bpf alleen aanspraak kan maken op de premies van de afgelopen 5 jaar en niet over de jaren daarvoor. De wet bepaalt namelijk dat vorderingen verjaren 5 jaar nadat ze opeisbaar zijn geworden en de gedachte is dat zodra een werkgever moet aansluiten bij een Bpf – of hij dat nu weet of niet – de premie opgeëist kan worden door het Bpf.
Afwijkende uitspraak gerechtshof
Tot ineens vorig jaar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden anders oordeelde. Dat gerechtshof vond dat uit het uitvoeringsreglement van het Bpf voortvloeide dat de verjaringstermijn pas een aanvang nam vanaf het moment dat het Bpf de premienota stuurde, dus daadwerkelijk de premies opeiste. Dat had tot gevolg dat de werkgever niet over de afgelopen 5 jaar premie moest betalen maar over alle jaren – dat waren er 10 – waarin hij aangesloten had moeten zijn bij het Bpf. (zie hier voor de uitspraak)
Kritiek
Wij schreven over die uitspraak al een kritisch artikel in een vaktijdschrift. (u vindt het artikel hier) Naast een aantal technische argumenten waarom de uitspraak onjuist was, vonden (en vinden) wij het ook principieel onjuist dat een Bpf eenzijdig zou kunnen bepalen wanneer de verjaringstermijn begint te lopen. Ook anderen lieten zich kritisch uit over de uitspraak, terwijl er (uiteraard) ook juristen waren die zich wel konden vinden in de uitspraak van het gerechtshof.
Rechtbank Rotterdam: Bpf kan niet zelf aanvang verjaring bepalen
In een recente uitspraak van de rechtbank in Rotterdam nam het Bpf – naar aanleiding van de uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden – ook de stelling in dat de verjaringstermijn pas zou zijn gaan lopen na het versturen van de premienota. Daar was de rechtbank het niet mee eens. In klip en klare bewoordingen liet de rechtbank weten dat de dag waarop de verjaringstermijn van 5 jaar begint te lopen “dient objectief te kunnen worden bepaald en niet afhankelijk te zijn van het moment waarop de gerechtigde (het Bpf) besluit de vordering op te eisen, zelfs al zou uit een uitvoeringsreglement anders lijken voort te vloeien.” De uitspraak staat hier.
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam past in de lijn dat premievorderingen van een Bpf niet verder terug kunnen gaan dan 5 jaar. En de rechtbank liet duidelijk merken het niet eens te zijn met het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Maar zijn daarmee risico’s over oudere jaren dan niet meer aan de orde?
Nee. Een Bpf kan namelijk ook stellen dat het schade heeft geleden doordat de werkgever zich niet heeft aangemeld en geen premie heeft betaald. De verjaringstermijn gaat dan pas lopen zodra het Bpf de niet aangemelde werkgever ontdekt. Dat biedt een Bpf (veel) meer mogelijkheden om alsnog premies binnen te halen. Veel rechtspraak over deze route is er echter nog niet. Voor stevige conclusies is het dan ook nog te vroeg.
Voor meer informatie neemt u contact op met Alex Ter Horst.