Geplaatst op 15 januari 2018 14:14 door Frans Jozef van der Vaart
#MeToo en ontslag in het onderwijs
Het meest spraakmakende onderwerp van 2017 is sinds dit najaar de #MeToo-discussie. Waar voorheen de machtsverhoudingen bepaalden wat toegestaan is, wordt nu luidkeels een halt toegeroepen aan iedere seksuele intimidatie. Hoe gaan rechters om met deze veranderende moraal ten opzichte van grensoverschrijdend gedrag?
Sinds oktober 2017 staat Nederland in het teken van de #MeToo-discussie. De context van losse seksuele mores van machtige personen van wie men afhankelijk is, speelt in veel #MeToo-verhalen een grote rol. Slachtoffers van seksueel misbruik voelen zich door het nieuwe debat gesterkt om hun verhaal te delen. Een interessante vraag is of de thans gewijzigde gewoontes civielrechtelijk van invloed zijn op domeinen waar het leeftijdsverschil en de mogelijkheid tot machtsmisbruik het grootst zijn, zoals in het onderwijs? Kan een docent bijvoorbeeld worden ontslagen wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens zijn studente?
Seksuele intimidatie
Uit de recente rechtspraak blijkt dat, indien naar aanleiding van een klacht van een studente vast komt te staan dat een docent seksueel intimiderend en grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond, die docent ontslagen kan worden wegens ernstig verwijtbaar handelen (art. 7:669 lid 3 sub e BW). De voorvraag die hierbij beantwoord moet worden is of bij het voorval sprake is van ‘seksuele intimidatie’. Deze vraag blijkt niet altijd even gemakkelijk te beantwoorden. In de jurisprudentie van de afgelopen 10 jaar wordt er namelijk wisselend geantwoord op de vraag wanneer er sprake is van ‘seksuele intimidatie’. Als aanknopingspunt voor de definitie van ‘seksuele intimidatie’ kan gewezen worden naar de wet.
Definitie
Zo bepaalt de wet in artikel 7:646 lid 8 BW dat onder ‘seksuele intimidatie’ wordt verstaan:
‘enige vorm van verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd’.
Als voorbeelden van seksuele intimidatie noemt de wetgever dubbelzinnige opmerkingen, onnodig aanraken, gluren of aanranding. Seksuele chantage, zoals bijvoorbeeld promotiekansen en beslissingen afhankelijk maken van het verrichten van seksuele diensten, valt vanzelfsprekend ook hieronder. Hoewel deze voorbeelden als aanknopingspunten kunnen dienen blijkt uit de praktijk dat niet altijd even duidelijk is welke gedragingen over de grens gaan. Rechters van verschillende periodes in de recente Nederlandse geschiedenis verschillen daar namelijk over van mening.
Hoge Raad in 2009 (Billenknijpen-arrest)
Zo oordeelde op 10 juli 2009 de hoogste rechtsprekende instantie in Nederland in een spraakmakende zaak dat het door een directeur in de billen knijpen van een werknemer tijdens een kerstborrel geen ‘seksuele intimidatie’ is. Dat de recreatiezaal waar de borrel werd gehouden slechts met kaarslicht was verlicht en dat de directeur vervolgens met zijn handen het achterwerk van de werknemer schudde, deed hier volgens de Hoge Raad niet aan af. Ook het feit dat de directeur tijdens het billenknijpen tegen de werknemer zei: ‘Zo, wat doe jij in deze darkroom?’, maakte niet dat de directeur een grens was overschreden.
Deze uitspraak is niet zonder kritiek gebleven in de latere rechtspraak en literatuur. Volgens de Hoge Raad was het bij de beoordeling van de ‘seksuele intimidatie’ van geen belang of de werknemer zich in zijn waardigheid aangetast voelde. Het oordeel van de Hoge Raad sloot aan bij het uiteindelijke oordeel van de kantonrechter en het gerechtshof: deze lagere rechters bepaalden dat de directeur met de handeling geen seksuele bijbedoelingen had, dan wel dat zich geen situatie had voorgedaan waardoor een vernederende of kwetsende situatie was veroorzaakt. De kritiek die op het Billenknijpen-arrest te maken is, is dat artikel 7:646 lid 8 BW spreekt van een gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast. Daarvan was in het Billenknijpen expliciet sprake omdat de werknemer zich door zijn directeur vernederd voelde. Toch oordeelde de Hoge Raad dat er geen onbetamelijke situatie was ontstaan. Hierdoor ontstond er een lijn in de rechtspraak waar voor de beoordeling van of er sprake is van ‘seksuele intimidatie’ irrelevant is hoe het slachtoffer de gedraging ervoer en uit wordt gegaan van de vraag of de intenties van de pleger een seksuele connotatie heeft.
Lijn van het Billenknijpen-arrest
De uitspraak van de Hoge Raad knoopt aan bij eerdere uitspraken. In mei 2009 liet het Gerechtshof Amsterdam bijvoorbeeld in het midden of een assistent-bedrijfsleider van een supermarkt zich schuldig had gemaakt aan ‘seksuele intimidatie’ door jegens verschillende jongere medewerksters seksuele opmerkingen te maken, een medewerkster te vragen hoeveel seks zij in de week heeft en door te proberen een getrouwde vrouw in de nek te zoenen. Het gerechtshof nam het standpunt over van de assistent-bedrijfsleider dat deze gedragingen niet zodanig ernstig zijn dat deze zonder uitdrukkelijke schriftelijke voorafgaande waarschuwing een ontslag op staande voet rechtvaardigen. In latere uitspraken wordt de leer van het Billenknijpen-arrest expliciet gevolgd. In 2012 oordeelde Rechtbank Amsterdam bijvoorbeeld dat er geen sprake was van seksuele intimidatie bij een 57-jarige administratief medewerkster die niet meer op werk verscheen nadat zij seksueel getinte opmerkingen van partners bij Pyxis Accountants ontving. De partners maakte tijdens een lunch in het kader van ‘kantoorhumor’ opmerkingen zoals: ‘Jij bent de afgelopen jaren wel tekort gekomen’ – wetende dat de man van de werkneemster in 2011 plotseling was overleden en dat zij onlangs een nieuwe vriend had. Omdat de werkneemster zich na het overlijden van haar echtgenoot kwetsbaar en onzeker voelde, kwamen de grappen tijdens de lunch insinuerend bij haar over. Het was voor haar de druppel die de emmer deed overlopen. Toch oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van ‘seksuele intimidatie’ omdat de opmerking door de partners van Pyxis geen seksuele lading had.
Seksuele intimidatie anno 2017
Wat bovenstaande uitspraken met elkaar gemeen hebben is dat er sprake is fysieke of verbale gedragingen door leidinggevenden die voor de slachtoffers een seksuele connotatie hebben en waardoor de werknemer zich op het werk onvrij of zelfs onveilig gaat voelen. Volgens recente jurisprudentie speelt het feit dat het om een groot leeftijdsverschil tussen dader een relatief jonge geïntimeerde gaat, een grote rol. Vooral personen die zich in een afhankelijkheidspositie bevinden kunnen kwetsbaar zijn. De omstandigheid dat de dader een leidinggevende is en/of gewaarschuwd is kan als verzwarende factor gelden.
Kantonrechter Rotterdam
Ten overstaan van Kantonrechter Rotterdam speelde in februari 2017 een zaak tussen Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine en haar zorgcoördinator waar deze omstandigheden een rol speelden. Wat was het geval? Een zorgcoördinator (die ook loopbaanbegeleider was) maakte tijdens één op één gesprekken met studentes opmerkingen met een seksuele connotatie. Zo vroeg de zorgcoördinator zonder dat daar aanleiding voor was aan een studente ‘wanneer haar borstgroei was begonnen’, of haar vriend ‘een seks-vriend of gewone vriend was’ en ‘of de eerste keer fijn was’. Vervolgens past de werknemer meerdere malen een valoefening toe bij de studentes waar zij (in plaats van naar achteren) naar voren moesten vallen. Daarbij raakte hij ongevraagd de bovenbeen en borsten van studentes aan, waardoor hij letterlijk en figuurlijk te dichtbij kwam.
De Kantonrechter Rotterdam oordeelde dat het volstrekt onbegrijpelijk is dat de zorgcoördinator tijdens gesprekken met jonge, vrouwelijke studenten fysiek contact met hen maakte (onder meer door middel van de valoefening) en hen ook vragen met een seksueel karakter (onder meer vragen over lichaamsdelen en seksuele ervaring) stelde. Er is volgens de kantonrechter dan ook sprake van seksuele intimidatie gelet op het feit dat andere zorgcoördinatoren geen gebruik maken van de valoefening en omdat de problemen waarmee de studentes naar de zorgcoördinator toekwamen geen enkele aanleiding gaven om intieme, seksueel getinte vragen aan hen te stellen. Dat er sprake is van misbruik van de machtsverhouding tussen de zorgcoördinator als schoolfunctionaris en de kwetsbare jonge, vrouwelijke studentes en van afhankelijkheid van zijn zorgtaak, wordt de pleger zwaar aangerekend. Juist het feit dat de zorgcoördinator ook nog werkzaamheden verricht als loopbaanbegeleider, coach en/of maatschappelijk werker maakt dat hij ook in die hoedanigheid zich had dienen te onthouden van dergelijk gedrag. De persoonlijke omstandigheden van de zorgcoördinator (zoals zijn leeftijd, de duur van het dienstverband en zijn kansen op de arbeidsmarkt) wegen niet op tegen het belang van de instelling en haar (vrouwelijke) studenten bij een veilige onderwijsomgeving, aldus de kantonrechter. Het ontbindingsverzoek werd om die reden toegewezen op grond van ernstig verwijtbaar handelen door de zorgcoördinator.
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Deze uitspraak sluit aan bij de lijn in de uitspraken van het Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (LKC). Volgens het LKC is er in de docent-studente relatie sprake van een gezagsverhouding en afhankelijkheidsrelatie. Op een mentor rust om die reden de plicht om de veiligheid van een jonge studente te beschermen (LKC uitspraak 104512). Het LKC oordeelt steevast dat bij de beoordeling van de vraag of iets wel of niet als ‘seksuele intimidatie’ wordt bestempeld, het niet om de intenties van de pleger gaat maar om de vraag of de waardigheid van het slachtoffer, als gevolg van gedrag met een seksuele connotatie, wordt aangetast (LKC uitspraak 104606). Van ‘seksuele intimidatie’ is bijvoorbeeld sprake wanneer een werknemer drie vrouwelijke collega’s tijdens een personeelsfeest van achteren aanraakt omdat dit ‘grensoverschrijdend ongewenst gedrag’ is (LKC uitspraak 104790).
Tot slot
De moraal van de besproken jurisprudentie is dat sinds 2009 een verschuiving heeft plaatsgevonden van het ongestraft kunnen knijpen in de billen van een medewerker naar het beschermen van kwetsbare jonge, vrouwelijke studentes anno 2017. De #MeToo-beweging leidde dit jaar tot een maatschappelijke ommezwaai. De vraag is hoe in 2018 wordt omgegaan met seksueel wangedrag en machtsmisbruik, vooral in kwetsbare domeinen zoals het onderwijs.
Heeft u vragen over ontslag in het onderwijs? Kunnen wij u daarbij helpen? Neemt u dan contact op met Frans Jozef van der Vaart en Christian Mutlu, of lees verder.