Mededinging en zorg, nieuwe ontwikkelingen

Afgelopen weekend beantwoordde de Autoriteit Consument & Markt (ACM) de roep van de eerstelijns zorgaanbieders om meer ruimte voor samenwerking met een memo waarin hij de uitgangspunten van zijn toezicht nogmaals uiteenzet. En passant publiceerde de ACM ook een update van zijn lijn uit 2013 over de verhouding tussen ziekenhuizen en maatschappen. Leveren deze publicaties van de ACM nu ook de gewenste duidelijkheid op?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet even een stap terug in de tijd gemaakt worden.

De roep om meer ruimte voor samenwerking is het gevolg van de klacht van de eerstelijns zorgaanbieders dat zij in de jaarlijkse onderhandelingen met de zorgverzekeraar(s) weinig tot niets hebben in te brengen. Bij nader inzien is dan het woord ‘onderhandelingen’ ongelukkig gekozen. Veel eerstelijns zorgaanbieders voelden zich gedwongen om te tekenen bij het kruisje. Er waren geen individuele gesprekken met zorgverzekeraars mogelijk om initiatieven te ontplooien die tot een kwalitatief betere zorgverlening zouden leiden dan wel tot doelmatiger bestede zorggelden.

Hoewel de ACM zich op diverse andere momenten over de samenwerkingsmogelijkheden tussen zorgaanbieders heeft uitgelaten (zoals in de leidraad over uitwisseling van informatie afbouw intramurale capaciteit uit december 2014 en in de reactie van de ACM op praktijksituaties in huisartsenzorg uit juni 2015), zag hij zich blijkbaar toch genoodzaakt een nieuw document te publiceren. Inhoudelijk geldt dat dit oude wijn in nieuwe vaten is. De ACM houdt vast aan zijn adagium dat in het belang van de patiënt veel mogelijk is. Wanneer samenwerking uitsluitend in het belang van de zorgaanbieders is, vinden de zorgaanbieders de ACM op hun weg.

Er zit ‘m nu juist de crux. De ratio achter de roep is dat eerstelijns zorgaanbieders een vuist tegen de zorgverzekeraar(s) willen maken; met andere woorden, collectief onderhandelen. Het is de vraag of het dit weekend gepubliceerde document daarvoor de ruimte gaat bieden. Ik betwijfel dat. In het memo lees ik bijvoorbeeld niet dat de LHV is ontheven van haar toezeggingen ten aanzien van collectief onderhandelen.

Dus inhoudelijk is er opnieuw weinig nieuws aan de horizon. Niettemin is het memo toch baanbrekend. Dat baanbrekende zit ‘m erin dat de ACM bij een vermeende overtreding eerst komt praten alvorens te bijten; oftewel een verdere inburgering van het zogenaamde ‘wenkbrauwengesprek’ dat de voorzitter van de ACM in een interview met NRC Handelsblad introduceerde. Eén van de vragen die bij mij leeft, is hoe de ACM met bestaande gevallen om zal gaan. Vallen die ook onder het nieuwe regime van eerst praten of geldt daar het oude regime van bijten voor?

Ook de ACM-lijn ten aanzien van ziekenhuizen en maatschappen vindt haar oorsprong in het verleden. Om de totstandkoming van nog meer grote regiomaatschappen te voorkomen, heeft de ACM in juni 2013 geoordeeld dat de vorming van een regiomaatschap als een samenwerking tussen de betreffende ziekenhuizen zou worden gekwalificeerd. Die lijn was als gevolg van wetswijzigingen niet meer in alle gevallen toereikend. In de update geeft de ACM aan dat de wetswijzigingen gevolgen kunnen hebben voor de relatie tussen het ziekenhuis en de medisch specialist(en). Op basis daarvan onderscheidt de ACM drie modellen, namelijk (i) het loondienstmodel, (ii) het samenwerkingsmodel en (iii) het participatiemodel. Helaas gaat de ACM niet concreet in op de vraag hoe deze modellen zich inhoudelijk verhouden met de eerder gepubliceerde ACM-lijn. Concrete conclusies kunnen dan ook niet worden getrokken.