Geplaatst op 13 oktober 2023 14:10 door Fokkelien Boorsma
Heeft een individuele aandeelhouder recht op informatie?
Dit is een interessante vraag die in de praktijk geregeld op komt als er frictie is in de samenwerking met het bestuur. Indien de verlangde informatie uitblijft kan de aandeelhouder naar de Voorzieningenrechter of een bodemprocedure starten bij de gewone rechter. Daarnaast kan een aandeelhouder ook naar Ondernemingskamer, tenminste indien aan de ontvankelijkheidseisen wordt voldaan. Ook zal dan sprake moeten zijn van voldoende gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen teneinde het verzoek om een enquête toegewezen te krijgen. Hierover schreef ik eerder een tweetal blogs.
Op grond van art. 2: 107/217 lid 2 BW dienen het bestuur en de raad van commissarissen de algemene vergadering alle door haar verlangde inlichtingen te verschaffen, tenzij een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet. Zo’n wettelijke grondslag bestaat niet voor een individuele aandeelhouder. In de ASMI- beschikking (HR 9 juli 2010, JOR 2010/228) oordeelde de Hoge Raad dat i) het informatierecht toekomt aan de algemene vergadering; ii) iedere aandeelhouder het recht heeft tijdens de algemene vergadering vragen te stellen die de vennootschap dient te beantwoorden en iii) aandeelhouders daarbuiten geen recht hebben op afzonderlijk verlangde informatie.
Uit vaste rechtspraak van de Ondernemingskamer volgt dat de Ondernemingskamer deze uitgangspunten hanteert. Echter, afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan de norm van redelijkheid en billijkheid die de verhoudingen binnen een vennootschap beheerst (art. 2: 8 BW) met zich brengen dat het bestuur gehouden is uit eigen beweging of op vragen van een aandeelhouder ook buiten het verband van de algemene vergadering informatie te verschaffen en de aandeelhouder ruimhartig van informatie te voorzien. Dit geldt alleen voor een aandeelhouder in besloten verhoudingen (BV). Bij een NV moet rekening worden gehouden met het beginsel van gelijkheid van aandeelhouders en bij een beursvennootschap verzetten daarenboven de regels met betrekking tot voorwetenschap zich tegen een informatierecht buiten de algemene vergadering om.
Die door de Ondernemingskamer ontwikkelde lijn, komt erop neer dat onder omstandigheden op de vennootschap een zorgplicht rust uit hoofde van art. 2:8 BW die noopt tot informatieverstrekking aan haar aandeelhouders. Dit informatierecht is een uitwerking van de zorgplicht uit Zwagerman (JOR 2002/79, m.nt. Van den Ingh).
Wanneer is dan sprake van ruimhartige informatieverschaffing aan een aandeelhouder? Een informatierecht buiten vergadering kan bijvoorbeeld worden gerechtvaardigd in besloten familievennootschappen waarbij sprake is van een informatieassymetrie tussen de aandeelhouders omdat de ene aandeelhouder wel bestuurder is en de andere niet. Er kan ook een zogenaamd ad hoc informatierecht van een aandeelhouder bestaan wanneer sprake is van een bijzondere gebeurtenis die een informatierecht rechtvaardigt, bijvoorbeeld een transactie tussen de vennootschap en haar meerderheidsaandeelhouder waarbij een tegenstrijdig belang bestaat.
Een dergelijk informatierecht omvat in beginsel, binnen redelijke perken, alle relevante informatie die betrekking heeft op die bijzondere gebeurtenis, tenzij een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich tegen de verstrekking daarvan verzet. Van belang in dit verband is ook of er in de aandeelhoudersovereenkomst een bepaling is opgenomen over de informatievoorziening aan een aandeelhouder.
Gelet op het voorgaande, rijst de vraag op welke grondslag een informatievordering dient te worden gebaseerd. Art. 2: 2:107/217 lid 2 BW is, zoals hiervoor blijkt, niet de juiste grondslag. Dit artikel heeft immers slechts betrekking op informatierechten tijdens de algemene vergadering en roept geen informatierecht van een aandeelhouder buiten vergadering in het leven. Een individuele aandeelhouder kan zijn informatievordering wel baseren op art. 2:8 BW. Op de vennootschap rust immers uit dien hoofde een rechtsplicht zich te gedragen overeenkomstig de normen van de redelijkheid en billijkheid, waarvan naleving in rechte kan worden afgedwongen Deze gedragsnorm kan, als gezegd, onder omstandigheden nopen tot informatieverstrekking aan individuele aandeelhouders.
Wilt u hierover meer weten? Neemt u dan contact op met Marjan Koelemeijer (marjan.koelemeijer@kienhuishoving.nl)