Geplaatst op 29 maart 2015 19:06 door Eveline van Andel
Gemeenten opgepast; grote zorgvuldigheid vereist bij de voorziening huishoudelijke hulp
In zeer korte periode hebben vier rechters geoordeeld dat gemeenten niet zomaar de voorziening huishoudelijke hulp mogen versoberen of weigeren. Gemeenten mogen dit pas besluiten nadat uit zorgvuldig onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden is gebleken dat het aanpassen van een (bestaande) voorziening in huishoudelijke hulp passend is.
Dat gemeenten zorgvuldig tot een besluit moeten komen, is reeds verankerd in artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb), en lijkt niets nieuws onder de horizon. Toch leidt het nieuwe beleid van gemeenten tot veel ontevredenheid. Na de recent gewezen vonnissen is het hek dan ook van de dam, althans als men het nieuws moet geloven: “Advocaten zijn bezig met de voorbereidingen van tientallen rechtszaken over de huishoudelijke hulp.” Waar gaat het mis, en wat kunnen gemeenten doen om weer in rustig vaarwater te komen?
Voorziening huishoudelijke hulp anno 2015
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) biedt een grote mate van beleidsvrijheid aan gemeenten bij de invulling van ondersteuning op het gebied van huishoudelijke hulp. Dit heeft tot gevolg dat gemeenten op dit terrein uitvoering geven aan een zeer uiteenlopend beleid.
Er zijn weinig aanknopingspunten voor gemeenten en cliënten om de juistheid van een gekozen beleid te toetsen, maar de Wmo 2015 verankert in ieder geval het beginsel van individuele afweging op basis van zorgvuldig onderzoek na een melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning door een persoon. In de Wmo 2015 komt dit beginsel zelfs sterker tot uitdrukking dan in de Wmo die vóór 1 januari 2015 gold, aldus staatssecretaris Van Rijn in zijn kamerbrief van 10 december 2014. Deze verplichting is opgenomen om een zorgvuldige afweging en besluitvorming voor de cliënt te waarborgen, en de verantwoordelijkheid van uitvoering daarvan ligt bij de gemeenten.
Zorgvuldig onderzoek na melding van behoefte aan huishoudelijke ondersteuning
De rechtbank Midden- Nederland heeft de gemeente in dit kader op de vingers getikt, en oordeelt in haar uitspraak van 9 maart 2015 dat de gemeente bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen moet vergaren. In casu was het op basis van de gegevens nog niet duidelijk of de cliënt een allergie had waardoor zij aangewezen zou kunnen zijn op een aanvullende maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp. De gemeente had op basis van de onvolledige gegevens het besluit genomen dat de aanvraagster niet in aanmerking zou komen voor een maatwerkvoorziening. De rechter oordeelde dat de gemeente in dit geval een onderzoek had moeten starten om na te gaan of de aanvrager al dan niet in aanmerking zou kunnen komen voor een aanvullende maatwerkvoorziening.
"Keukentafelgesprek" bij het aanpassen van de voorziening huishoudelijke hulp
De wettelijke verplichting van een individueel onderzoek is, buiten de algemene eis van een goede voorbereiding op een besluit (o.g.v. de Awb), niet voorgeschreven bij een aanpassing of versobering van een bestaande huishoudelijke voorziening. Staatsecretaris Van Rijn heeft in zijn kamerbrief van 6 november 2014 echter wel aangegeven dat hij verwacht dat de rechter de gemeenten zal sanctioneren als zij dit proces niet zorgvuldig vormgeven. Hij juicht het dan ook toe dat gemeenten individuele gesprekken aangaan met inwoners over het aanpassen van de huishoudelijke hulp; deze zogenoemde ‘keukentafelgesprekken’ passen volgens hem goed in de geest van de Wmo 2015.
In aanvulling hierop heeft de rechtbank Noord-Nederland in haar uitspraak van 9 december 2014 geoordeeld dat de gemeente niet zomaar een algemene voorziening mag beëindigen. In casu had de gemeente zonder voorafgaand onderzoek, huishoudelijke hulp voor de aanvraagster als "algemeen gebruikelijk" aangemerkt (een voorziening die door de belanghebbende zelf betaald kon worden). Deze constatering leidde voor de gemeente tot het besluit dat de eerder toegekende algemene voorziening beëindigd kon worden. De rechter is van oordeel dat de gemeente niet zonder nader onderzoek, op voorhand van een algemeen gebruikelijke voorzienig mag uitgaan. Dit is ook bevestigd in de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 maart 2015. In beide uitspraken haakt de rechter aan bij vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), waaruit volgt dat de gemeente is gehouden om per specifiek geval te beoordelen of een voorziening inderdaad als "algemeen gebruikelijk" kan worden aangemerkt.
De rechtbank Noord-Nederland heeft in voornoemde uitspraak van 9 december 2014 tevens geoordeeld dat de beëindiging van een algemene voorziening zonder nader onderzoek naar de (gevolgen voor) de persoonlijke omstandigheden ongeoorloofd is. Het lijkt er dus op dat de rechter bij beëindiging of versobering van een (doorlopende) voorziening een ruimere verplichting oplegt aan gemeenten dan neergelegd in de Wmo 2015.
Deugdelijke verklaring en onderbouwing bij het versoberen van huishoudelijke voorziening
In de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2015 heeft de voorzieningenrechter haar oordeel gegeven over het verminderen van het aantal uren huishoudelijke hulp bij een doorlopende voorziening. Om tot een verlaging van het aantal uren over te gaan, dient de gemeente een deugdelijke verklaring en onderbouwing te geven waarom thans met een drastische urenvermindering kan worden volstaan.
Rechter sanctioneert onzorgvuldige besluitvorming
Zoals de rechter in voormelde uitspraak van 9 maart 2015 (rechtbank Midden-Nederland) ook voorop stelt, hebben gemeenten op grond van de Wmo 2015 de vrijheid om binnen de wettelijke kaders beleid te bepalen op het gebied van huishoudelijke ondersteuning. De rechter dient echter wel te toetsen aan het grondbeginsel dat gemeenten pas besluiten kunnen nemen over voorzieningen van maatschappelijke ondersteuning nadat ze zorgvuldig onderzoek hebben gedaan naar de omstandigheden van deze personen. Indien gemeenten dit proces niet zorgvuldig vormgeven, zal de rechter dit sanctioneren.
Het gaat dus niet zozeer om de uitkomst zelf, al moet deze deugdelijk gemotiveerd zijn, maar om de (zorgvuldige) weg naar de uitkomst toe. De Wmo 2015 geeft veel beleidsvrijheid aan gemeenten op het gebied van de huishoudelijke hulp; het is daarbij de taak van gemeenten om zich bewust te zijn van het belang van een zorgvuldige wetsuitvoering.