Geplaatst op 2 augustus 2018 17:55 door Yvonne Nijhuis
Bestuurder zorginstelling persoonlijk aansprakelijk
Het komt niet vaak voor, maar een enkele keer wordt door de rechter geoordeeld dat de kwaliteit van zorg onder een dermate minimum terecht is gekomen (de veiligheid en kwaliteit van zorg is in gevaar) dat de verantwoordelijke bestuurder(s) van de betreffende zorginstelling daarvoor persoonlijk aansprakelijk wordt(en) gehouden. Zo ook recent door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Criterium bestuurdersaansprakelijkheid
Voor aansprakelijkheid van een bestuurder jegens een derde is vereist dat voor hem afzonderlijk wordt vastgesteld dat hij in zijn hoedanigheid van bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld én dat dit handelen/nalaten aan hem kan worden toegerekend. Een bestuurder handelt onrechtmatig als hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Wat was er aan de hand?
Een zelfstandig kaakchirurg oefende haar praktijk uit in een pand van een stichting, een zelfstandig behandelcentrum (ZBC) op het gebied van de kaakchirurgie, en maakte tevens gebruik van diverse voorzieningen van die stichting. Na een algemeen toezichtbezoek aan de stichting op 2 maart 2011 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in haar rapport een aantal tekortkomingen op het gebied van de hygiëne, infectiepreventie en medicatieveiligheid gesignaleerd en een plan van aanpak alsmede een hygiëne audit verlangd, waaraan onder discussie met de IGJ slechts ten dele gevolg is gegeven. Bij een hercontrole op 28 maart 2012 heeft de IGJ opnieuw tekortkomingen geconstateerd en in haar opvolgende rapport van bevindingen geconcludeerd dat niet werd voldaan aan de voorwaarden voor verantwoorde zorg en dat op het terrein van hygiëne, infectiepreventie en medicatieveiligheid de processen niet waren geborgd, waardoor de patiëntveiligheid in het geding was. De IGJ heeft toen de sluiting van de OK-faciliteiten en de Centrale Sterilisatie Afdeling (CSA) bevolen, over welke sluiting diezelfde datum in de media is gecommuniceerd. Op 3 april 2012 is de sluiting opgeheven, waarna de patiënten van de kaakchirurg zijn aangeschreven in het kader van een zogenoemde lookback-actie naar besmettingen met hepatitis of hiv. Hierover is toen een artikel in onder meer De Telegraaf verschenen en zijn Kamervragen gesteld. De kaakchirurg heeft de huur- en samenwerkingsovereenkomsten, die tegen eind 2012 afliepen, niet voortgezet, en haar praktijk beëindigd. Sedertdien is zij werkzaam als waarnemend kaakchirurg. De kaakchirurg stelt ernstig te zijn gedupeerd omdat de hele gang van zaken in het ZBC ook op haar is afgestraald. Zij vordert inkomens- en goodwillschade, alsmede schade wegens aantasting van haar eer en goede naam (reputatieschade).
Zij stelt daarvoor de bestuurders van de ZBC (hoofdelijk) aansprakelijk.
Oordeel Hof
Het Hof oordeelt (zie hier de uitspraak) dat de bestuurders in ieder geval in februari 2012 afdoende maatregelen hadden moeten nemen om de eerder onder het vergrootglas van de IGJ terechtgekomen hygiëne, met name op het punt van de sterilisatie in de autoclaaf afdoende te waarborgen ter voorkoming van besmetting van patiënten met bijvoorbeeld hepatitis of HIV en in het belang van hun veiligheid en gezondheid. Met name hebben bestuurders het laten gebeuren dat het door hen ingezette externe bedrijf bleef doormodderen met een autoclaaf die, mede vanwege haar uitzonderlijke ouderdom van 20 jaar, aanvankelijk op het randje en in de loop van dat jaar, zeker vanaf februari 2012, duidelijk onvoldoende veilig steriliseerde.
Het was hun taak als bestuurders van de ZBC om ter waarborging van de veiligheid en gezondheid van de patiënten meteen of anders op zeer korte termijn en zeker in februari 2012, zo al niet vervanging dan toch een grondige en absoluut betrouwbare revisie van de verouderde en mankementen vertonende autoclaaf af te dwingen en, indien het door hen ingeschakelde bedrijf daartoe niet meteen wilde overgaan, zelf direct in een andere, wel betrouwbare, autoclaaf te voorzien of externe sterilisatie te regelen.
Aldus hebben bestuurders , volgens het Hof, in strijd met hun kernaandachtsgebied, toegelaten dat de ZBC haar wettelijke of contractuele verplichtingen ten opzichte van de veiligheid en gezondheid van haar patiënten niet nakwam, waarvan hen, mede gelet op hun verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening (“Chefsache”) een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Zij hadden redelijkerwijze behoren te begrijpen dat de door hen toegelaten handelwijze van tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen, met het daarop voortbouwende, voorzienbare en verwezenlijkte risico dat de IGJ, ook al zouden bestuurders dit als onterecht aanvechten, tot sluiting zou overgaan, met een angstgolf tot gevolg bij de behandelde patiënten en alle publiciteit van dien, waardoor kaakchirurg, die mocht vertrouwen op deugdelijke gesteriliseerde medische instrumenten ernstig zou worden gedupeerd omdat de sluiting ook op haar zou afstralen.
Op grond van al deze omstandigheden moet ter zake van dit feitencomplex een ernstig persoonlijk verwijt worden gemaakt aan alle bestuurders van het ZBC , zodat zij op deze grond bestuurdersaansprakelijk zijn tegenover de kaakchirurg in haar praktijkvoering.
Als uitsmijter oordeelt het Hof: “Geen redelijk denkend bestuurder van een ZBC zou onder de gegeven omstandigheden hebben doorgemodderd met een zo onbetrouwbare en onveilige autoclaaf”.
De hoogte van de schade zal op een later moment worden bepaald.
Conclusie
Ter geruststelling voor bestuurders in de zorg: uitgangspunt blijft nog steeds dat een bestuurder niet snel persoonlijk aansprakelijk zal zijn (jegens een derde) op grond van tekortkomingen in de zorgverlening. Je moet het als bestuurder dan erg bont hebben gemaakt in de verwaarlozing van de taakuitoefening, of zoals het Hof aangeeft: geen redelijk denkend bestuurder zou onder de gegeven omstandigheden aldus hebben gehandeld (‘doorgemodderd’).
Mocht u vragen hebben of twijfelen of u in bepaalde omstandigheden de juiste stappen zet, neemt u contact op met Yvonne Nijhuis